Ga naar hoofdinhoud

De energie- en warmtetransitie in 2025

De energietransitie bereikte in 2025 een kantelpunt, waarin niet techniek maar samenhang het tempo bepaalde. Onderzoek van TNO, TU Delft en analyses uit de Scenario’s Editie 2025 van Netbeheer Nederland lieten zien dat de energietransitie haar grenzen kent.

Groei

Elektrificatie groeit sneller dan het systeem en gelijktijdig schuift de warmtetransitie van een nationale ambitie naar de lokale uitvoering, waar belangen, netcapaciteit en investeringslogica samenkomen. Voor bedrijven en publieke organisaties betekenen bovenstaande zaken een fundamentele verschuiving. De vraag is niet langer welke technologie dominant wordt, maar hoe keuzes te ordenen, faseren en te financieren.

Warmte als strategische ordeningsvraag

In de gebouwde omgeving bestaat geen eenduidige route naar aardgasvrij. Warmtenetten, individuele warmtepompen en hybride systemen bestaan naast elkaar. Dat is technisch verdedigbaar, maar beleidsmatig risicovol. De Algemene Rekenkamer concludeerde in 2025 dat het huidige instrumentarium onvoldoende samenhang vertoont. Subsidies voor individuele oplossingen kunnen collectieve warmteprojecten ondermijnen, terwijl gemeenten tegelijkertijd worden aangesproken op regie. Voor marktpartijen ontstaat daarmee onzekerheid. Investeringen in warmtenetten kennen lange terugverdientijden en vragen commitment op wijkniveau. Tegelijk blijven individuele oplossingen fiscaal en politiek aantrekkelijk. Dat leidt tot afwachtend gedrag, hogere risico-opslagen en vertraging. De warmtetransitie blijkt minder een engineeringvraag dan een allocatievraag. Waar zet je schaarse netruimte, kapitaal en bestuurlijke aandacht in, en in welke volgorde.

Elektrificatie als systeemdruk

Elektrificatie versnelt in vrijwel alle sectoren tegelijk. Industrie, logistiek, vastgoed en mobiliteit trekken aan dezelfde infrastructuur. Netbeheer Nederland schetste in 2025 scenario’s waarin de elektriciteitsvraag richting 2050 met een factor 2,5 tot 3,5 toeneemt. TNO hield in zijn nieuwste scenario’s rekening met een elektriciteitsvraag rond 300 TWh, met uitschieters boven 500 TWh bij vergaande industriële elektrificatie. Voor bedrijven betekent dit dat toegang tot elektriciteit geen vanzelfsprekendheid meer is. Netcongestie ontwikkelt zich van operationeel probleem tot strategische randvoorwaarde. Locatiekeuze, uitbreidingsplannen en verduurzamings-investeringen worden afhankelijk van netruimte, flexibiliteit en timing.

TU Delft benadrukte in 2025 dat netcongestie geen tijdelijk tekort is, maar een structureel gevolg van gelijktijdige elektrificatie zonder voldoende sturing. Flexibiliteit, opslag en lokale afstemming verschuiven daarmee van optimalisatie naar noodzakelijke infrastructuurlaag.

Overlap economisch- en maatschappelijk draagvlak

De Erasmus Universiteit wees erop dat de energietransitie haar sociale grens nadert. Voor bedrijven vertaalt zich dat niet alleen in publieke opinie, maar ook in politieke risico’s en beleidswijzigingen. Kostenverdeling, voorspelbaarheid en keuzevrijheid bepalen het tempo. Zodra investeringen als oneerlijk of onnavolgbaar worden ervaren, vertraagt de uitvoering. Dit raakt direct aan businesscases. Warmtenetten, grootschalige elektrificatie en energiehubs vereisen langetermijnzekerheid. Die zekerheid staat onder druk wanneer maatschappelijke acceptatie wankelt of beleid tussentijds wordt aangepast.

2025 stond in het kader van regie

Wat in 2025 duidelijk werd is dat de energietransitie vraagt om systeemregie. Niet centraal opgelegd, maar afgestemd tussen netbeheerders, overheden, investeerders, bedrijven en eindgebruikers. Energiehubs, lokale opslag en flexibiliteitsmarkten verschijnen steeds vaker als praktische oplossingen, niet omdat ze alles oplossen, maar omdat ze ruimte creëren. Voor B2B-spelers verschuift daarmee het speelveld. Waarde ontstaat minder uit het leveren van losse technologie, en meer uit integratie, timing en samenwerking. Degene die begrijpt waar het systeem knelt, bepaalt waar groei mogelijk blijft.

In 2026 en verder komt er wellicht dus minder vraag naar de beste oplossing maar een toenemende behoefte aan de juiste systematiek.